Het motortankschip was op het Hollands Diep met een lading nafta onderweg van Antwerpen naar Dormagen. De stuurman verklaarde tegenover de Waterpolitie dat hij, toen het de eerste twee Moerdijkbruggen gepasseerd was, bemerkte dat hij te ver naar buiten voer en te dicht in de buurt van de pijler zou komen. Hij liet de motoren achteruit slaan en startte de boegschroef. Even later voer het schip met geringe snelheid op een ondiepte bij de pijler. Op enkele meters voor de pijler kwam het schip tot stilstand.
Nadat de bemanning aan boord lading had verplaatst kon het schip op eigen kracht loskomen. Er werd geen schade aan het schip geconstateerd. Hoe het mogelijk was dat het schip een koers voer die het zo dicht bij de pijler bracht kon de stuurman niet zeggen. De Waterpolitie constateerde geen overtredingen van de vaar- en rusttijdenwetgeving en er was ook geen alcohol in het spel. Tegen de stuurman wordt proces-verbaal opgemaakt omdat hij bij de brug buiten de aangegeven begrenzing is gevaren en voor slecht zeemanschap.