Het zeeschip dat onder de vlag van de Cayman Islands vaart, was onder weg van Immingham in Engeland naar Terneuzen om te laden. De loods die op de Westerschelde aan boord gekomen was, kreeg het vermoeden dat de kapitein van het schip gedronken had en waarschuwde zijn chef. Deze schakelde op zijn beurt de Waterpolitie in.
De Waterpolitie ging omstreeks 02.30 uur in de sluis van Terneuzen aan boord en nam de kapitein een blaastest af. Hieruit bleek dat de man gedronken had en het alcoholpromillage boven het wettelijk toegestane maximum zat. De kapitein wed aangehouden en naar het politiebureau overgebracht. Aangezien de eerste stuurman het gezag aan boord wilde overnemen om de vaart voort te zetten werd ook hij aan een blaastest onderworpen. Ook hij had te veel gedronken waarna het schip werd afgemeerd. Op het politiebureau gaf de ademanalyse aan dat de kapitein een alcoholpromillage van 2,2 in zijn bloed had. Hij kreeg een vaarverbod van negen uur en een boete van 1500 euro.